Ik ga met God in volmaakte heiligheid.

1. Het idee van vandaag stelt slechts de eenvoudige waarheid vast die de gedachte aan zonde onmogelijk maakt. Het belooft dat schuld geen oorzaak heeft, en daarom niet bestaat. Dit volgt stellig uit de basisgedachte die in het tekstboek zo vaak wordt vermeld: ideeën verlaten niet hun bron. Als dit waar is, hoe kun jij dan los van God staan? Hoe zou jij, alleen en gescheiden van jouw Bron, door de wereld kunnen gaan?

2. We zijn niet inconsequent in de gedachten die we in ons leerplan presenteren. De waarheid moet door en door waar zijn, wil ze waar zijn. Ze kan zichzelf niet tegenspreken, noch in bepaalde delen onzeker en in andere zeker zijn. Jij kunt niet los van God door de wereld gaan, omdat jij zonder Hem niet kunt bestaan. Hij is dat wat jouw leven is. Waar jij bent, is Hij. Er is één leven. Dat leven deel jij met Hem. Niets kan losstaan van Hem en desondanks leven.

3. Maar waar Hij is, moet zowel heiligheid als leven zijn. Er is geen eigenschap van Hem die niet wordt gedeeld door alles wat leeft. Wat leeft is heilig zoals Hijzelf, want wat Zijn leven deelt, maakt deel uit van Heiligheid en kan net zomin zondig zijn als de zon kan besluiten van ijs te zijn, de zee kan kiezen los van water te bestaan, of het gras te groeien met zijn wortels zwevend in de lucht.

4. Er is een licht in jou dat niet kan doven, waarvan de aanwezigheid zo heilig is dat de wereld wordt geheiligd vanwege jou. Al wat leeft brengt jou geschenken en legt ze in dankbaarheid en vreugde aan je voeten neer. De geur van bloemen is hun geschenk aan jou. De golven buigen zich voor je, en de bomen strekken hun armen uit om je tegen de hitte te beschutten en leggen hun bladeren vóór je op de grond opdat je op een zacht tapijt zult wandelen, terwijl de wind zakt tot een gefluister rond jouw heilig hoofd.

5. Het licht in jou is wat het universum verlangt te zien. Alle levende wezens zijn stil in jouw aanwezigheid, want ze herkennen Wie jou vergezelt. Het licht dat jij draagt is dat van hen. En zo zien ze in jou hun eigen heiligheid, en groeten jou als verlosser en als God. Aanvaard hun verering, want die is verschuldigd aan de Heiligheid Zelf die jou vergezelt, terwijl ze in Haar milde licht alle wezens tot Haar gelijkenis en Haar zuiverheid transformeert.

6. Dit is de manier waarop verlossing werkt. Als jij een stap terugdoet, treedt het licht in jou naar voren en omgeeft de wereld. Het kondigt niet het eind van zonde aan in straf en dood. Zonde verdwijnt in lichtheid en gelach, omdat haar grillige absurditeit wordt gezien. Het is een dwaze gedachte, een onnozele droom, niet beangstigend, lachwekkend misschien, maar wie wil ookmaar eenmoment verspillen aan zo’n zinloze gril terwijl hij God Zelf benadert?

7. Toch heb jij aan precies deze dwaze gedachte vele, vele jaren verspild. Het verledenmet al zijn fantasieën is voorbij. Ze houden je niet langer gebonden. De nadering tot God is nabij. En in de kleine tussenpoos van twijfel die nog rest, verlies jij misschien je Metgezel uit het oog en verwar je Hem met de zinloze, oeroude droom die nu voorbij is.

8. ‘Wie vergezelt mij?’ Deze vraag moet duizend keer per dag worden gesteld, tot zekerheid een eind aan twijfel heeft gemaakt en vrede tot stand heeft gebracht. Laat vandaag twijfel ophouden. God spreekt voor jou en geeft met deze woorden antwoord op jouw vraag:

Ik ga met God in volmaakte heiligheid. Ik verlicht de wereld, ik verlicht mijn denkgeest en alle denkgeesten die God als één met mij geschapen heeft.