De vrijheid van de schepping belooft die van mij.

1. Mij is beloofd dat er aan dromen een eind komt, omdat de Zoon van God niet door Zijn Liefde in de steek wordt gelaten. Alleen in dromen is er een tijd dat hij gevangen schijnt en op een vrijheid wacht die in de toekomst ligt, zo die al komt. Maar in werkelijkheid zijn zijn dromen voorbij en is de waarheid op hun plaats gegrondvest. Nu is vrijheid reeds zijn deel. Zou ik dan in ketenen wachten, die tot bevrijding zijn verbroken, wanneer God mij nu de vrijheid schenkt?

2. Ik zal Uw beloften vandaag aanvaarden en daar mijn vertrouwen in stellen. Mijn Vader heeft de Zoon lief die Hij als de Zijne geschapen heeft. Zou U mij de gaven onthouden die U mij geschonken hebt?