Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.

Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.

1. (181) Ik vertrouw mijn broeders, zij zijn één met mij.

Niemand is niet mijn broeder. Ik ben gezegend met de eenheid met het universum en met God, mijn Vader, de ene Schepper van het geheel waaruit mijn Zelf bestaat, eeuwig Eén met mij.

Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij.

Want ik blijf wat ik ben, zo schiep God mij.