Voor de herhaling ‘s ochtends en ‘s avonds:

1. (91) Wonderen worden gezien in het licht.

Ik kan in het duister niet zien. Laat het licht van heiligheid en waarheid mijn denkgeest verlichten, en laat me de onschuld in mij zien.

2. (92) Wonderen worden gezien in het licht, en licht en kracht zijn één.

Ik zie door kracht, Gods geschenk aan mij. Mijn zwakheid is het duister dat verdreven wordt door Zijn geschenk, dat mij Zijn kracht daarvoor in de plaats geeft.

3. Op het hele uur:

Wonderen worden gezien in het licht.

Op het halve uur:

Wonderen worden gezien in het licht, en licht en kracht zijn één.